Donderdag 19 juli gaan we op weg naar de Nipfjället bij Idre. Johanna vindt dit nog steeds de mooiste plek op aarde die ze ooit gezien heeft. Een soort thuiskomen. Maar hier zitten nog 460 kilometers tussen, die gaan we met dit hete weer echt niet in één dag rijden!
We rijden de Noorse route zeg maar, dus via Noorwegen langs de grens met Zweden omhoog en dan zo ongeveer ter hoogte van Idre rechtsaf de grens weer over…. Via Charlottenberg rijden we Noorwegen binnen en heul veul Noren rijden ons tegemoet, Zweden in.
Bij bovengenoemde plaats staat een enorm winkelcentrum met voor de Noren veel goedkope alcohol en andere waren. Volgens de Zweden zijn de Noren ‘Kung’ (koning) in hun land omdat zij veel meer verdienen en dit geld als water uit kunnen geven in de grensgebieden.
Over water gesproken: er valt nog steeds niet veel regen en er blijven vele gebieden in lichterlaaie staan. Ook in Älvdalen, de gemeente waar Idre onder valt, woedt een hevig vuur. Onderweg rijden we langs de langste rivier van Noorwegen, de Glåma, die grotendeels uitgedroogd is. Het voordeel hiervan is dat er zo hele rivierbeddingstranden tevoorschijn komen en we zien bij Kongvinger vele badgasten aan deze ‘stranden’ in het zonnetje liggen.
Het gaat niet snel, de Tomtom heeft af en toe kuren en heeft ons nu geleid naar een parallelweggetje (weg 210) naast de grote doorgaande weg. Deze is wel prachtig met glooiende boerenheuvellandschappen, dus sukkelen we heerlijk met een drafje van 60-70 km/uur naar camping Sjøenden (einde van het meer) aan het Osensjøen. Het meer is prachtig, de camping is vergane glorie. We mogen meegenieten met vele heel blije Zweden die meezingen met Lasse Johansen, de lokale zanger, die morgenavond een optreden geeft en nu op de camping vooroefent 🙂
Zoals bijna elke ochtend worden we op vrijdag 20 juli weer wakker tegen 9 uur. De zon schijnt weer hevig en Ronald bouwt met handdoeken en een deken aan de luifelstokken een soort zonnescherm, zo kunnen we lekker beschut ontbijten. En dan gaat het verder omhoog, via weg 25 en 26 langs de Noorse grens met prachtige wilgenroosjeswegen en bergen in de verte. Inderdaad bij Drevsjø rechtsaf en dan Zweden weer in. We lezen dat we het ‘snöskoterrestriktioner’ (sneeuwscooterverbod) inrijden, dat is wel een beetje ironisch nu deze gemeente zucht onder de hitte. Ons eerste rendier inmiddels weer gespot (remdier, zoals Ronald ze steevast noemt, inderdaad is het af en toe flink remmen, want soms wijken ze voor geen millimeter).
In Idre wil Ronald nieuwe schoenen scoren, zijn oude waren bij Fjällbacka helemaal ‘opgelopen’ en 3 jaar geleden heeft hij al eerder een paar mooie stappers weten te bemachtigen bij deze buitensport- annex jachtwinkel. Helaas zit nu zijn maat er niet tussen. Dan maar naar de Loppis, waar we ook 3 jaar geleden waren en hier onze 2 oranje kleedjes hebben gekocht. Eentje gebruiken we bij het opstapje naar de camper en heeft ons al vele niet-vieze-inloop-diensten bewezen. Dezelfde Loppismeneer is weer aanwezig, een oude Zweed, die ons de hele tijd in zijn Idre’s dialect toespreekt. Het maakt niet uit of wij hem vertellen dat ‘Vi inte talar Svenska’, hij ratelt maar door. Geen leuke kleedjes dit keer.
Bij de Systembolaget nog even snel voor 25 euro bier ingekocht en dan op naar Johanna’s droomplek: het Nipfjället natuurreservaat. Dit reservaat grenst aan het Nationale park Töfsingdalen, waar je niet eenvoudig in kan komen (een pittige wandeling van een uur of 3 voor je bij de ingang komt). Maar met een beetje gesmokkel kunnen we dit NP dus afvinken, want bovenaan de berg kijken we erop uit…. Van Ronald mag ik dit dus niet doen, puh!
In het reservaat staat een prachtig gevormde berg, de Städjan, de hoogste piek is 1131 meter (met vulkaantopvorm) en iets verderop ligt de Nipfjället. We rijden vanuit Idre de 13 km lange (gravel)weg er naartoe en dat is al genieten, zo mooi! Voor de 3e maal in ons leven het Trollenweg gedeelte gereden (een soort vals plat, je verwacht dat je auto/camper als je stilstaat naar voren zal rollen, maar hij rolt naar achteren!).
Bij het laatste gedeelte van de weg staat het bord: ‘de weg eindigt hier’. No way! Hier begint het pas 🙂 Dit is gewoon het einde! De pastelkleurige toppen van de Städjan en de Nipfjället, helemaal nu ze nog wat mistig zijn van de bui die net is gevallen (jawel! vandaag af en toe een bui, hoera). En waarschijnlijk ook wat rozig vanwege de branden die hier op nog geen 40 kilometer woeden, zoals de VVV-meneer (Tåke) ons vertelde. Je ruikt ook bij sommige windvlagen een lichte brandlucht.
In ieder geval dartelen we omhoog de Nipfjället op en blijven bijna elke meter bewonderend kijken naar de steeds wisselende omgeving qua kleuren door zonlicht en wolken. Bovenaan een wijds uitzicht en is het alleen maar genieten. Weer beneden inspecteert Ronald een losgerammeld luikje (door al het gegravel), drinken we thee en Johanna loopt nog even naar de stenen mannetjes aan de andere kant en dan rijden we in gelukkige stemming weer terug.
Onderweg komen we nog een soort plaatje van een kerststal tegen: een groep rendieren die vanwege de hitte uithijgt bij een huisje en strijken we neer bij Näsets camping aan de overkant van de weg aan het meer. We staan naast het enige elektriciteitshuisje van de camping, waar alle snoeren samenkomen 🙂 De hele avond rommelt en flitst het in de verte, maar de regen blijft daar in die verte hangen helaas. Wel horen we zo 3 tot 4 x een brandweerwagen vanuit het dorp wegrijden.
We voelen ons veilig op de camping en vertrouwen erop dat we wel gewekt worden als het vuur te na aan onze schenen komt.
Natuurlijk fijn dat het weer zo goed is. Maar het kan ook te warm zijn toch? Hebben jullie overigens airco in de camper? Hier zijn de temp. ook erg hoog, maar dat zullen jullie via het thuisfront wel gehoord hebben. Hier gaan we de komende week zelfs naar de 35 graden C.
Wat me verbaasd is, ik las dat al eerder, dat jullie s’morgens om 09.00 uur wakker worden. Dan is het mooiste moment van de dag toch al voorbij?
Wat me opviel bij de foto “thuiskomst met een kopje thee” is dat Ronald behoorlijk grijs wordt aan de slapen. Het misstaat je overigens niet. Verder weer een verslag om van te genieten.
Het is inderdaad af en toe iets té inderdaad, Willem… Gelukkig nog niet zo erg als in NL, zoals we hoorden.
T.a.v. opsta-tijd: wij zijn een veel onregelmatiger leven gewend dan we in de vakantie leiden, en dan is die 9 uur echt een heel mooie tijd. Daarbij zijn we ook nog eens meer avondmens dan jij/jullie. En weet je wel hoe mooi de avonden hier zijn? 😉
Over die opmerking over dat grijs zie ik je graag een keer op mijn kantoor, na de vakantie…